© Harry Broeders.
Deze pagina is bestemd voor studenten van de THRijswijk groep EH2.
Z'n 20 jaar geleden
was de TV serie Knight Rider populair.
In deze serie werd de hoofdrol gespeeld door een sprekende auto KITT genaamd.
Deze auto was aan de voorkant voorzien van een rijtje rode LED's (lampjes)
die in een bepaald patroon aan en uitgeschakeld werden. Deze rij LED's moesten
een scanner voorstellen waarmee KITT de omgeving verkende.
In deze practicumopgave gaan we zelf een rijtje LED's aansturen met een bepaald patroon met behulp van de HC11 microcontroller.
micb2\opdr1
en kopieer het voorbeeld programma
opdr1.c, het linkerscript evm.ld
en de makefile makefile in deze directory. Internet
Explorer voegt aan de naam van sommige bestanden extensie .txt toe. Deze
.txt extensie moet je verwijderen!
Ctrl+F7
te drukken. In de
makefile staat gespecificeerd hoe het programma
vertaald en gelinkt moet worden. Deze makefile wordt uitgevoerd door het
commando make (wat verborgen zit achter de de menu optie Tools,
Compile). De uitvoer van make verschijnt in het output window van
SciTE:
>C:\PROGRAM FILES\THRSIM11\SCITE\..\utils\make "C:\Program Files\THRSim11\gcc\bin\m6811-elf-gcc.exe" -g -c -m68hc11 -Wall opdr1.c "C:\Program Files\THRSim11\gcc\bin\m6811-elf-gcc.exe" -m68hc11 -T evm.ld opdr1.o "C:\Program Files\THRSim11\gcc\bin\m6811-elf-objcopy.exe" -O srec a.out a.s19 >Exit code: 0
-
a.s19
en a.out
.
De file a.s19
bevat alleen de machine code van het programma
en kan bijvoorbeeld rechtstreeks in de EVM kast geladen worden. De file
a.out
bevat de machine code van het programma in het standaard
ELF formaat inclusief debug informatie in het standaard DWARF formaat. Deze
file kan door THRSim11 worden ingelezen.a.out
in THRSim11 door in SciTE
de menu optie Tools, Go te kiezen of door op de sneltoets
F5
te drukken.$C000
) en stopt op de eerste C coderegel die wordt
uitgevoerd. In dit geval main
.for
lus in de functie wait
. Je kunt de waarde van i
in het HLL variabelen window zien. Het uitvoeren van deze lus neemt heel
wat tijd in beslag.wait
wordt
aangeroepen, wilt onderbreken dan kan dat door een breakpoint op het beginadres
van wait
te zetten. Je kunt dit doen via het Breakpoint,
Set menu.
In het programma wordt het C/C++ keyword volatile
gebruikt.
In de C++ standaard staat:
volatile is a hint to the implementation to avoid aggressive optimization involving the object because the value of the object might be changed by means undetectable by an implementation. See intro.execution for detailed semantics. In general, the semantics of volatile are intended to be the same in C++ as they are in C.
Het woord volatile betekent "vluchtig" en wordt dus gebruikt om aan te geven dat de variabele ook buiten het programma om veranderd kan worden. Dit keyword zorgt ervoor dat de compiler geen optimalisaties toepast die ervan uitgaan dat de waarde van een variabele nog hetzelfde is als die variabele door het programma zelf niet veranderd is.
volatile
: Output.
In het voorbeeld programma wordt een pointer p
gebruikt die
staat te wijzen naar een output poort:
byte* p=(byte*)0x1004;
Het type byte
is in het begin van het programma als volgt
gedefinieerd:
typedef unsigned char byte;
In de for
lus van main()
wordt telkens een nieuwe
waarde naar deze output poort geschreven:
*p=c1|c2;
Een sterk optimaliserende compiler kan nu "denken": "De waarde die ik via
de pointer wegschrijf wordt nooit meer gelezen dus ik kan dat schrijven ook
wel achterwege laten." Dat is natuurlijk niet de bedoeling, wij willen de
juiste LEDjes wel zien branden! De waarde waar de pointer naar wijst moet
dus als vluchtig (volatile
) worden gequalificeerd:
volatile byte* p=(byte*)0x1004;
Bij het compileren met gcc kun je een programma op verschillende manieren optimaliseren, zie hier, Bijvoorbeeld:
-Os
optimaliseer voor minimaal geheugengebruik.
-O3
optimaliseer voor maximale snelheid.
De versie van de gcc compiler die wij nu gebruiken (3.3.5) zal als je het
keyword volatile
bij de pointer p
vergeet, bij
het gebruik van de optie -Os
of -O3
de LEDjes toch
gewoon aansturen. Maar dat kan bij een nieuwe versie van gcc anders zijn!
volatile
: Input.
Je kunt ook een pointer naar een input poort definiëren:
byte* p=(byte*)0x....;
De waarde van deze input poort kun je dan als volgt inlezen:
waarde=*
p;
Als dit meerdere malen achter elkaar gebeurt (bijvoorbeeld in een lus) kan
een sterk optimaliserende compiler "denken": "De waarde die ik via de pointer
heb ingelezen heb ik zo meteen weer nodig. Ik kan deze waarde dus bewaren
(bijvoorbeeld in een register) en hoef deze waarde dan de tweede keer niet
opnieuw uit het geheugen te lezen." Dat is natuurlijk niet de bedoeling,
wij willen de nieuwe waarde van de inputpoort inlezen! De waarde waar de
pointer naar wijst moet dus als vluchtig (volatile
) worden
gequalificeerd:
volatile byte* p=(byte*)0x....;
De versie van de gcc compiler die wij nu gebruiken (3.3.5) zal als je het
keyword volatile
bij de pointer p
vergeet, bij
het gebruik van de optie -Os
de input poort toch gewoon opnieuw
inlezen. Bij het gebruik van de opties -O3
wordt het opnieuw
inlezen van de input poort wel weggeoptimaliseerd!.
volatile
: Tijdvertraging.
In het voorbeeldprogramma wordt een "lege" for
lus gebruikt
om een tijdvertraging te realiseren.
void wait() {
word i;
for (i=0; i<10000; ++i)
/*empty*/;
}
Een sterk optimaliserende compiler kan nu "denken": "De waarde van
i
wordt toch niet gebruikt de hele for
lus kan
dus weggeoptimaliseerd worden (en vervolgens kan de hele functie
wait()
weggeoptimaliseerd worden)." Dat is natuurlijk niet de
bedoeling, wij willen dat de functie wait()
een tijdvertraging
opleverd! De variabele i
moet dus als vluchtig
(volatile
) worden gequalificeerd:
volatile word i;
De versie van de gcc compiler die wij nu gebruiken (3.3.5) zal als je het
keyword volatile
bij de variabele i
vergeet, bij
gebruik van de optie -Os
of -O3 de lus niet helemaal
weggeoptimaliseren. De variabele i
wordt bij het gebruik van
de optie -Os
of -O3 echter telkens met
625
verhoogd in plaats van met 1
. Vraag
me niet waarom! De lus wordt dan dus maar 8x doorlopen (in plaats van
10000x).
Het voorbeeldprogramma is geschreven in C. Je kunt echter ook C++ programma's compileren en uitvoeren op de 68HC11. Het voorbeeld programma in C++ kun je vinden in de file: opdr1.cpp. Gcc kijkt dus naar de extensie van het bestand om te bepalen op de C of de C++ compiler aangeroepen moet worden.
micb2/opdr1cpp
en kopieer het voorbeeld programma
opdr1.cpp, het linkerscript
evm.ld en de makefile makefile
in deze directory.F5
te
drukken.In de vorige opdracht werd de tijd tussen het verschuiven van het patroontje bepaald door de volgende wachtlus.
void wait() {
volatile word i;
for (i=0; i<10000; ++i)
/*empty*/;
}
Het is moeilijk om op deze manier een exacte tijdvertraging te realiseren. Als je een bepaalde tijd wilt wachten kun je beter de real-time clock die in de 68HC11 is ingebouwd gebruiken (Zie paragraaf 7.7 in het boek van Miller.).
RTR1
en RTR0
bits in
PACTL
register. (Klokfrequentie EVM = 8 MHz).
RTIF
in het TFLG2
register geset.
RTIF
bit kan gereset worden door er een 1
naar
toe te schrijven (raar maar waar)!
RTII
in TMSK2
register aanzetten.
Pas het programma uit opgave 1a zodanig aan dat het verschuiven van het
patroontje op de LED's wordt aangestuurd met behulp van een Real-Time Clock.
Het patroontje moet telkens na 500 ms opschuiven. Maak gebruik van polling
(telkens wachten tot RTIF
1
wordt).
Let op! Als je dit programma een andere naam wilt geven, bijvoorbeeld opdr1b.c dan moet je een nieuw directory aanmaken en ook het linkerscript evm.ld en de makefile makefile in deze directory kopiëren. In de makefile moet je vervolgens de regel:
OBJECTS = opdr1.o
veranderen in:
OBJECTS = opdr1b.o
In opdracht 1b heb je gebruik gemaakt van polling, dit wordt "busy waiting" genoemd. Je kunt op deze manier als je staat te wachten niets anders doen. Pas het programma zodanig aan dat het verschuiven van het patroontje op de LED's wordt aangestuurd met behulp van een Real-Time Clock interrupt. Het patroontje moet weer telkens na 500 ms opschuiven. Maak daarbij gebruik van de in de les behandelde voorbeeldprogramma.
typedef unsigned char byte;
volatile byte* tmsk2=(byte*)0x1024;
volatile byte* tflg2=(byte*)0x1025;
void rtti_isr(void) __attribute__((interrupt));
void rtti_isr(void) {
/* ... */
*tflg2=0x40;
}
int main() {
*tmsk2|=0x40;
/* ... */
return 0;
}
typedef void (*isr)(void);
#define E (isr)0xffff
#ifdef __cplusplus
extern "C" void _start(void);
#else
extern void _start(void);
#endif
isr vectors[32] __attribute__ ((section (".vector"))) = {
E, E, E, E, E, E, E, E,
E, E, E, E, E, E, E, E,
E, E, E, E, E, E, E, E,
rtti_isr, E, E, E, E, E, E, _start
};
Als de 68HC11 een interrupt krijgt dan wordt eerst de huidige instructie
afgemaakt en daarna worden alle registers op de stack geplaatst. Vervolgens
wordt naar de ISR (Interrupt Service Routine) gesprongen. Aan het
einde van de ISR moet een RTI
(ReTurn from Interrupt)
instructie worden gebruikt zodat alle registers weer van de stack worden
verwijderd.
De 68HC11 "weet" van tevoren niet wanneer de interrupt zal optreden. Op de een of andere manier moet de programmeur opgeven welke ISR uitgevoerd moet worden bij het optreden van een bepaalde interrupt. Omdat de programmeur ook niet van tevoren weet op welke plaats het programma onderbroken zal worden door een ISR kan de ISR niet worden aangeroepen met een "normale" functieaanroep.
In een zogenaamde interrupt vector tabel geeft de programmeur voor
elke gebruikte interrupt het adres van de ISR op (de plaats waar het adres
van de ISR moet worden ingevuld wordt de interrupt vector genoemd).
Bij de 68HC11 bevindt deze interrupt vector tabel zich in het geheugen op
de adressen $FFC0
t/m $FFFF
. In de documentatie
van de 68HC11 kun je vinden welk adres voor een bepaalde interrupt wordt
gebruikt.
Een ISR kan in C als volgt gedeclareerd worden:
void rtti_isr(void) __attribute__((interrupt));
Een ISR is dus een "soort" functie die aangeroepen wordt als de betreffende
interrupt optreed. Omdat je niet weet wanneer de interrupt zal optreden kun
je geen argumenten meegeven en ook geen return type gebruiken. De
__attribute__((interrupt))
is nodig
om de compiler te vertellen dat de functie moet eindigen met een
RTI
(ReTurn from Interrupt) instructie in plaats van met de
RTS
(ReTurn from Subroutine) instructie waarmee een gewone functie
eindigt.
In de interrupt vector tabel moet het startadres van de ISR worden ingevuld.
In C is dat een pointer naar de ISR functie. Om dit te kunnen doen
is het type isr
gedefinieerd als een pointer naar een functie
waaraan je niets meegeeft en die zelf ook niets teruggeeft:
typedef void (*isr)(void);
De interrupt vector tabel is in C niets anders dan een array gevuld met deze pointers:
isr vectors[32]
De __attribute__ ((section
(".vector")))
is
nodig om de array "te plaatsen" op de adressen $FFC0
t/m
$FFFF
.
Deze array wordt meteen geïnitialiseerd met de juiste waarden:
isr vectors[32] __attribute__ ((section (".vector"))) = {
E, E, E, E, E, E, E, E,
E, E, E, E, E, E, E, E,
E, E, E, E, E, E, E, E,
rtti_isr, E, E, E, E, E, E, _start
};
De naam van een functie (rtii_isr
) kan in C worden toegekend
aan een pointer naar een functie. Je zou ook &rtti_isr
mogen
gebruiken om aan te geven dat je het adres van de functie in de tabel invult.
In de documentatie van de 68HC11 kun je vinden dat de RTTI (Real Time Timer
Interrupt) de interrupt vector op adres $FFF0
en
$FFF1
gebruikt. Omdat de 68HC11 een 16 bits adresbus heeft en
dus 16 bits adressen gebruikt is een pointer (die een adres bevat) in C code
voor de 68HC11 ook 16 bits. Elke plaats in de array vectors neemt dus 16
bits (= 2 bytes) in gebruik. De waarde E
is gedefinieerd als:
#define E (isr)0xffff
Om aan te kunnen geven dat een interrupt vector leeg is.
Het is de bedoeling dat je zelf voor elke interrupt van de 68HC11 kunt bepalen op welke plaats in de array je de naam van de betreffende ISR moet invullen!
Door de reset vector te definiëren willen we het programma bij een harware
reset op het juiste adres laten (her)starten. We zouden het programma bij
een reset naar de functie main()
kunnen laten "springen". Dit
is echter onjuist! Voordat in een C of C++ programma de
functie main()
wordt aangeroepen moeten er al eerst allerlei
actie plaatsvinden. De stackpointer moet van de juiste waarde worden voorzien,
globale variabelen moeten worden geïnitialiseerd en in C++ moeten de
constructors van alle globale objecten worden aangeroepen. De code die moet
worden uitgevoerd voordat main()
kan beginnen wordt de opstartcode
genoemd. Deze opstartcode word automatisch door de GNU linker meegelinkt
met de rest van het programma. Aan het begin van de opstartcode wordt de
identifier (het label) _start
gedefinieerd. De opstart code
staat in de file C:\Program
Files\THRSim11\gcc\lib\gcc-lib\m6811-elf\3.3.5-m68hc1x-20050129\crt1.o
.
De inhoud van deze file kun je bekijken door in het command window van THRSim11
het volgende commando in te typen:
!objdump -x -S "C:\Program Files\THRSim11\gcc\lib\gcc-lib\m6811-elf\3.3.5-m68hc1x-20050129\crt1.o"
Als we het label _start
in de vector tabel zetten:
typedef void (*isr)(void);
#define E (isr)0xffffextern void _start(void);
isr vectors[32] __attribute__ ((section (".vector"))) = {
E, E, E, E, E, E, E, E,
E, E, E, E, E, E, E, E,
E, E, E, E, E, E, E, E,
rtti_isr, E, E, E, E, E, E, _start
};
Dan werkt dit goed onder C.
Als we dezelfde code als C++ code compileren krijgen we een linker fout:
"C:\Program Files\THRSim11"\gcc\bin\m6811-elf-gcc.exe -g -c -m68hc11 -Wall opdr1c.cpp "C:\Program Files\THRSim11"\gcc\bin\m6811-elf-gcc.exe -m68hc11 -T evm.ld opdr1c.o opdr1c.o: undefined reference to `_start()' collect2: ld returned 1 exit status
Dit komt doordat in C++
name-mangling
wordt gebruikt om function overloading (meerdere functies met dezelfde naam)
mogelijk te maken. De functie: void f(void)
krijgt door
name-mangling bijvoorbeeld de naam _Z1fv
. De overloaded functie
void _start(int)
bijvoorbeeld krijgt de naam _Z1fi
.
Op deze manier kan de linker deze 2 overloaded functies uit elkaar houden.
Je kunt de mangled names van een in THRSim11 geladen C++ programma zichtbaar
maken door in het command window van THRSim11 het volgende commando in te
typen:
!nm a.out
Je kunt de orginele namen zichtbaar maken met het commando:
!nm -C a.out
We kunnen dit probleem in C++ oplossen door de functie _start
als volgt te definiëren:
extern "C" void _start(void);
Deze syntax zorgt ervoor dat de name-mangling wordt uitgeschakeld en is speciaal bedoeld om C functies vanuit C++ aan te roepen. Maar deze syntax kun je weer niet in C gebruiken.
De oplossing is conditionele compilatie te gebruiken:
#ifdef __cplusplus
extern "C" void _start(void);
#else
extern void _start(void);
#endif