Introductie Visual Studio Express 2013 for Windows Desktop.

© Harry Broeders.

Deze pagina is bestemd voor studenten van de Haagse Hogeschool - Academie voor Technology, Innovation & Society Delft.

Inleiding.

Deze handleiding beschrijft hoe je Visual Studio Express 2013 for Windows Desktop kunt gebruiken om C++ programma's te ontwikkelen en te debuggen. Als je Visual Studio Express 2013 for Windows Desktop wilt gebruiken om C programma's te ontwikkelen kijk dan hier.

Visual Studio Express 2013 for Windows Desktop werkt alleen op Windows 7 en hoger, als je nog Windows XP gebruikt dan kun je gebruik maken van Microsoft Visual C++ 2010 Express Edition, zie hier.

Downloaden en installeren.

Je kunt een gratis versie van Visual Studio 2013 for Windows Desktop (de zogenaamde Express Edition) downloaden vanaf http://www.microsoft.com/en-us/download/details.aspx?id=44914.

Eenvoudig C++ programma compileren en uitvoeren met Visual Studio 2013.

Start Visual Studio 2013 en kies menu FILE => New Project... of klik op het knopje New Project (linksboven) of druk op Ctrl+Shift+N.

[Image]

Kies (klik op) Visual C++ en vervolgens Win32 Console Application. Type de naam van het programma in, bijvoorbeeld opd1a, en klik op OK.

[Image]

Klik vervolgens op Next, vink het hokje Empty Project aan, vink het hokje Security Development Lifecycle (SDL) checks uit en klik op Finish.

[Image]

Kies menu PROJECT => Add New Item... of druk op Ctrl+Shift+A.

[Image]

Kies (klik op) Visual C++ en vervolgens op C++ File. Type de naam van het sourcebestand in, bijvoorbeeld main

[Image]

Type nu de code voor het programma in:

#include <iostream>
#include <string> 
using namespace std;

int main () {
   cout << "Geef je email adres: ";
   string mailAdres;
   cin >> mailAdres;
   string::size_type indexAapje = mailAdres.find("@");
   if (indexAapje != string::npos) {
      cout << "Gebruiker: "
           << mailAdres.substr(0, indexAapje)
           << endl;
      cout << "Machine:   "
           << mailAdres.substr(indexAapje + 1)
           << endl;
   }
   else {
      cout << mailAdres << " is geen geldig email adres!" << endl;
   }
   cout << "Druk op de return-toets." << endl;
   cin.get();
   cin.get();
   return 0;
}

Merk op dat Visual Studio je helpt bij het typen. Als je bijvoorbeeld mailAdres. typt dan laat Visual C++ zien welke messages je naar dit object van de class string kunt sturen.

[Image]

Klik nadat je het hele programma heb ingetypt op het Local Windows Debugger knopje. Je kunt ook op F5 drukken.

[Image]

Visual Studio snapt zelf dat het programma eerst gecompileerd moet worden. Als het goed is wordt het programma nu gecompileerd en uitgevoerd.

[Image]

Type je mailadres in en kijk wat er gebeurd. Druk ten slotte op return om het programma te stoppen.

Debuggen.

Je kunt het programma ook stap voor stap uitvoeren. Dat is erg handig als je een logische fout in je programma wilt opsporen.

Met de functietoets F10 (Step Over) kun je stap voor stap door het programma lopen. Als je 1x op F10 drukt stopt het uitvoeren bij de main functie. Een geel pijltje geeft aan waar de uitvoering gestopt is.

[Image]

Als je daarna 4x op F10 drukt worden de eerste 4 regels van main uitgevoerd. Bij het uitvoeren van de regel cin >> mailAdres; komt het console window automatisch naar voren zodat je de invoer kunt intypen.

[Image]

Druk op enter en ga weer terug naar Visual Studio. Als je vervolgens nogmaals op F10 drukt dan wordt de volgende regel uitgevoerd:

   string::size_type indexAapje = mailAdres.find("@");

Merk op dat je de lokale variabelen in het window linksonder kunt zien.

[Image]

Je ziet de ingevoerde string mailAdres en ook de door find gevonden waarde van indexAapje.

Als je (later) een eigen functie of memberfunctie hebt geschreven en je wilt dat deze functie ook stap voor stap wordt uitgevoerd dan moet je op F11 (Step Into) drukken op het moment dat deze functie wordt aangeroepen.

Standaard C++.

Als je zeker wilt weten dat een programma dat je ontwikkeld met Visual Studio ook werkt met andere compilers (bijvoorbeeld gcc) dan moet je geen gebruik maken de specifieke Microsoft extentions (uitbreidingen). Dit kun je instellen bij de properties van een project. Kies menu PROJECT => prog1 Properties... of druk op Alt+F7 om de Property Pages te openen.

[Image]